Op vrijdag 1 april 2011 werd er in Leiden de jaarlijkse Amerikanistendag gehouden. De opkomst was goed, en het programma stond in het kader van American Memory/American Forgetting.
Na de opening door NASA-voorzitter Adam Fairclough, werd een lezing gegeven door gastspreker Daniel Sutherland, University of Arkansas. Het onderwerp hiervan was Civil War Guerrilla’s, Then and Now. Sutherland beschreef in zijn lezing hoe de guerrilla’s gezien werden en hoe zij zichzelf zagen. Guerrilla’s worden in oorlogen niet gezien als eervolle strijders, en wanneer zij gevangen genomen worden ook vrijwel nooit goed behandeld. Ook in de Amerikaanse burgeroorlog was dit het geval. De Federals zagen de zuidelijke guerrilla’s niet als officiële soldaten en behandelden deze dan ook niet in overeenstemming met regels die gemaakt waren bij bijvoorbeeld gevangenschap. Bij gevangenschap werden zij vrijwel onmiddellijk standrechtelijk geëxecuteerd.
Sutherland’s lezing ging primair over hoe guerrilla’s zichzelf zagen. We moeten niet vergeten dat in onze literatuur de term guerrilla een negatieve connotatie heeft gekregen, maar in de Amerikaanse burgeroorlog waren de daders wel degelijk trots op het werk dat zij deden. In memoires en artikelen geschreven na de oorlog blijkt dit. De reden die het meest genoemd werd is necessity, de guerrilla’s zagen het als taak om de huizen in de buurt te beschermen tegen de plunderende reguliere soldaten. Sutherland geeft hierover aan dat zij de gruwelijke natie veroordeelden, en slechts het stukje land en de aanwezige gezinnen in dat gebied wilden beschermen tegen de verschrikkingen van de oorlog. Vaak was het zo dat de guerrilla’s niet zozeer het reguliere leger in wilden of konden.
Andere guerrilla’s zagen het ook wel als honorable, een naam die Sutherland hieraan verbind is die van de Bushwhackers. Dit waren groepen van mensen die in de zuidelijke staten rondstruinden op zoek naar buit. Ook zij waren geen onderdeel van het reguliere leger, maar waren hier vaak wel onderdeel van geweest. Deze groepen stonden vaak onder leiding van ex-leger officieren die met grotere groepen hinderlagen legden voor zowel burgers als militairen. Bushwhackers die na de oorlog hun memoires hebben geschreven vertellen dat zij de dorpen in het zuiden hebben verdedigd en de Federals aanzienlijke schade hebben toegebracht, wat tot een soort legendevorming in de zuidelijke staten heeft geleidt. Sommige guerrilla’s vergoelijkten ook de gruwelijkheden die zij hebben gepleegd, complete dorpen zijn overvallen en naderhand in brand gestoken. Zelf zagen de guerrilla’s dit als noodzaak, en zagen zij ook geen verschil tussen de acties die zij uitvoerden en de gruwelijkheden die de statelijke militairen pleegden. Of zoals Sutherland citeerde uit een van de memoires: “War was the objective, and war it was”.
Waarom de guerrilla’s hun daden wilden goedpraten na de oorlog, ging het laatste deel van de lezing over. Dit moet primair gezien worden in het licht dat tijdens de oorlog alle gruwelijkheden aan de guerrilla’s gewijd werden, en zo de verdedigers van eigen huis en haard, zoals ze zichzelf zagen, als misdadigers werden beschreven in de pers en zo behandeld. De zogenaamde “burden of the image” speelde een grote rol. “They wished to be judges well,” zoals Sutherland zijn lezing afsloot.
Na de openingslezing kon men vervolgens kiezen tussen drie werkgroepen, gehouden in het Lipsius gebouw. Werkgroep één, voorgezeten door Diederik Oostdijk (VU Amsterdam), ging over Transnational American Poetry. Werkgroep twee werd door Adam Fairclough (Universiteit Leiden) geleidt, welke als onderwerp had: Revisiting the First and Second Reconstruction, 1865-1877 and 1955-1968. De derde werkgroep ging over Cultural Identity, Self-Making, and Memory en werd voorgezeten door Hans Bak (Radboud Universiteit Nijmegen). Alle drie de werkgroepen waren druk bezocht, de lokalen zaten dan ook overvol.
Na de lunch was er vervolgens de tweede sessie van werkgroepen. Dit keer kon gekozen worden tussen vier verschillende onderwerpen. Werkgroep vier van de dag had als onderwerp Outsiders and Outside Perspectives, Giles Scott-Smith (Roosevelt Study Center) had de leiding hierover. Nummer vijf had Race, Gender, and Memory in the American South voorgezeten door Mathilde Roza (Radboud Universiteit Nijmegen) als onderwerp. Nummer zes, over Aids in American Culture, geleidt door Diederik Oostdijk en nummer zeven tot slot werd voorgezeten door Hans Krabbendam (Roosevelt Study Center) en het onderwerp hier was War and the Politics of American Memory.
Met een korte pauze was er een forum: American Memory and Forgetting, waar vier Amerikanen, Jean Pfelzer (University of Delaware), Tim Hall (Central Michigan University), Henk Aay (Calvin College) en Mark Vitullo onder voorzitterschap van Eduard van de Bilt (Universiteit Leiden) met elkaar over verschillende vragen debatteerden. Pfelzer leidde haar verhaal in met te vertellen over haar onderzoek naar de War against Chinese Americans. Ze vertelde dat Chinezen is de V.S. grote verschrikkingen hebben meegemaakt, gedwongen deportaties naar Mexico en de Chinese Exclusion Act in 1882 zijn voorbeelden van ethnic cleansing zoals zij dit noemde. Tim Hall sprak vervolgens kort over de tegenstelling in de national standards of history, hij kon geen verschil vinden tussen geheugen en geschiedenis. Omdat iedere burger om geschiedenis geeft, zijn er wel 50 verschillende stromingen en visies binnen de geschiedenis. Mark Vitullo vertelde daarna over journalist Hunter Thompson. Deze Thiompson wilde twee dingen: “Live with the pen,” en “to write short fiction.” Hij vond journalisme opnieuw uit zo beargumenteerde Vitullo, om werk te vinden. Thomposn begon met schrijven over Hawai en dat de beschrijving van het eiland totale fictie is beschreven voor het toerisme, banken etc. In werkelijkheid was er veel werkloosheid en criminaliteit. Thomson heeft geschreven over het economische perspectief, en Mark Vitullo hoopt Thomposn z’n leven beter te beschrijven. Henk Aay ging tot slot in op de vragen die vooraf aan de sprekers gesteld waren. Op de vraag of er vooral national memory of national forgetting is vertelde hij dat voor het vergeten of herdenken van gebeurtenissen de media een belangrijke rol spelen. National forgetting noemde hij de oorlog in Irak een goed voorbeeld. Deze oorlog wordt snel vergeten doordat er weinig aandacht aan wordt vergeten. Voorbeeld vab een herdenking van een gebeurtenis in de geschiedenis noemde hij 9/11, en hoe dit gevoleoug ligt in de Amerikaanse samenleving. Moeten Imams nu wel of niet worden uitgenodigd voor de herdenking? Aay sprak uit dat hij hier graag meer aandacht naar uit ziet gaan.
Na het forum werd er afgesloten met een drankje. De gehele dag was erg goed bezocht. Complimenten aan de organisatie, Joke Kardux, Adam Fairclough en Eduard van de Bilt, voor het in goede banen leiden van de dag.